skip to Main Content

Kernpunten van ons onderwijs

Leren en ontwikkelen

Activiteit is kenmerkend voor het leven en dus ook voor het kind. Elk kind is nieuwsgierig en wil de omgeving leren kennen. Die behoefte om te leren komt van binnenuit, het is de omgeving die prikkels moet leveren. Het kind is daarin zelf actief; het kan heel goed aangeven waar het door geboeid wordt, het oefent voortdurend en langdurig. Kinderen verschillen wezenlijk van volwassenen; zij hebben eigen behoeften en activiteiten. Deze komen tot uiting in gevoelige periodes, periodes waarin een kind meer dan ervóór of erna ontvankelijk is voor het leren van bepaalde kennis of vaardigheden. Op deze gevoelige periodes sluiten we in ons onderwijs bij voorkeur aan.

Al de ontwikkelingen die het kind de eerste levensjaren doormaakt, vinden plaats in wisselwerking met de omgeving. Ouders, broertjes en zusjes, andere familieleden, de cultuur waar het kind in opgroeit, maken deel uit van die omgeving. Allerlei indrukken prikkelen het kind om zich te ontwikkelen. Het is belangrijk dat deze prikkels een positief karakter hebben. Een kind heeft behoefte aan veiligheid en liefde. Daarnaast heeft het behoefte aan interessante bezigheden waarmee het de wereld kan ontdekken.

Zelfstandigheid

De uitspraak ‘help mij het zelf te doen’ bevat de kern van het montessorionderwijs en de montessoriopvoeding. De samenleving is ingewikkeld en voor kinderen niet onmiddellijk toegankelijk. De school helpt hen hier zicht op te krijgen. We leren kinderen kiezen, bieden kennis en vaardigheden aan waardoor het kind die omgeving kan gaan verkennen. Het kind wil loskomen van afhankelijkheid en steeds zelfstandiger worden, het kind wíl groot worden. Dat proces van ‘groot’ worden moet het kind zelf volbrengen: niemand kan dat voor hem of haar doen. Het is volgens Maria Montessori belangrijk dat het kind de vrijheid krijgt om zijn omgeving te ontdekken en de dingen zélf te doen die het zélf kan. Het kind heeft daarbij de hulp van volwassenen nodig. Het is een ‘vrijheid in gebondenheid’.

De totale persoonlijkheid

De pedagogische aandacht in onze school gaat niet alleen uit naar bepaalde talenten of kennisgebieden, maar is gericht op de ontwikkeling van de totale persoonlijkheid van het kind. Daarbij spelen de vrije wil, vrijheid van keuze, zelfstandigheid, maar ook de eigen verantwoordelijkheid een belangrijke rol. We benaderen de kinderen op basis van gelijkwaardigheid, wat niet wil zeggen dat we gelijk zijn. We helpen kinderen zicht te krijgen op hun eigen mogelijkheden en helpen hen (mede)verantwoordelijkheid te dragen voor hun eigen ontwikkeling.

De betrokkenheid van ouders

Volwassenen kunnen het kind helpen door goed te kijken naar het kind, door goed te kijken naar wat het onderneemt en waar het behoefte aan heeft. Zij kunnen het kind hulp bieden door goede voorwaarden voor ontwikkeling te scheppen. Ouders creëren thuis een situatie waarin het kind ‘aan het werk kan’. Dit doen zij door zowel mogelijkheden en ruimte voor activiteiten te maken, als waar nodig grenzen te stellen; dit is ‘vrijheid in gebondenheid’. Montessori vindt het van belang dat de ouders in dit geheel oog krijgen voor de eigenheid van het kind om het kind behoedzaam en liefdevol op weg te kunnen helpen naar een volledige ontplooiing van de persoonlijkheid. Montessori vatte de taak van de volwassene samen in de volgende woorden: ‘prikkelen tot leven, maar vrijlaten in ontwikkeling’.

Door de speciale pedagogische en didactische richting van onze school, kiezen de meeste ouders bewust voor onze Montessorischool. Eenzelfde pedagogische visie bij u thuis en bij ons op school is in het belang van de kinderen.

Veilige, goed voorbereide leeromgeving

Op school scheppen we een omgeving waarin de kinderen materialen en activiteiten vinden die passen bij hun ontwikkeling en belangstelling, om hun aangeboren nieuwsgierigheid te behouden. De verschillen in ontwikkeling tussen kinderen onderling, vragen om een organisatie die de continuïteit van de ontwikkeling mogelijk maakt. In een montessorigroep zitten kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar; zowel in de groep als aan een tafelgroepje. De tafelgroepjes worden een aantal keer per jaar gewisseld, zodat de kinderen elkaar goed leren kennen en leren samenwerken. Ze kunnen van elkaar leren en elkaar helpen.

Alleen in een omgeving die door het kind als veilig ervaren wordt, komt het tot ontplooiing. Het kind kan dan uitdagingen aangaan, risico’s nemen, zich durven uiten en samenwerken. Die veiligheid komt in onze school tot uiting in:

  • Een overzichtelijke, goed verzorgde, gestructureerde en uitdagende omgeving, waarbinnen het kind zelfstandig zijn weg weet te vinden;
  • Een omgeving waarin het kind materialen en activiteiten vindt die passen bij de ontwikkeling en belangstelling;
  • het accepteren van de eigen aard en talenten van ieder individueel kind;
  • het stellen van reële eisen, gebaseerd op observatie en toetsing;
  • het hanteren van duidelijke regels over de zorg voor de omgeving;
  • het respect hebben voor en het rekening houden met elkaar;
  • het bespreekbaar maken van sociaal-emotionele onderwerpen zoals pesten, groepsdruk, enz.

Werkkeuze

Een kind krijgt veel vrijheid om zelf zijn werk te kiezen en/of in te delen. De leerkracht let erop dat die keuze past binnen de mogelijkheden van het kind. Aan de vrijheid om zelf werk te kiezen, zitten ook regels vast. Deze regels moeten het leren dragen van de eigen verantwoordelijkheid, het samen leren, samenwerken en -leven in een groep mogelijk maken. Dat is vrijheid in gebondenheid!

Montessorimateriaal

In het montessorionderwijs neemt het ontwikkelingsmateriaal waarmee de kinderen leren en zich ontwikkelen, een belangrijke plaats in. In de ‘voorbereide omgeving’ hebben de materialen een vaste plek in open, uitnodigende kasten. De kinderen werken met behulp van het materiaal aan hun eigen ontwikkeling. De kinderen ervaren dat een handeling gevolgd wordt door inzicht en kennis. Het kind kan zelf bepalen of het materiaal nodig heeft. Montessori’s bekende zegswijze ‘Help mij het zelf te doen’ illustreert de functie van het materiaal.

Met concreet en symbolisch materiaal krijgt het kind inzicht in moeilijke en abstracte begrippen. Het materiaal nodigt uit om zoveel mogelijk zintuigen te gebruiken om de stof te verwerken. Het nodigt ook uit tot spontane herhaling van de handeling(en) en het biedt het kind de mogelijkheid steeds meer ingewikkelde handelingen te verrichten. Hierdoor en door de manier waarop kinderen ermee kunnen werken, gaan ze echt in hun bezigheid op. Dit heeft een grote vormende waarde. Het materiaal is vaak ook zelfcorrigerend, waardoor de leerlingen zonder inmenging van de leerkracht hun ‘fouten’ zelf kunnen ontdekken. Het materiaal ziet er aantrekkelijk uit. Het vormt voortdurend een uitnodiging en dat is precies waar het om gaat. Aan het eind van de middenbouw en begin van de bovenbouw maakt het materiaal steeds meer plaats voor een meer abstracte wijze van omgaan met de leerstof. Het materiaal maakt een vloeiende overgang mogelijk van concreet, via symbolisch, naar een abstract denkniveau.

Kosmisch onderwijs

Bij kosmisch onderwijs en -opvoeding werken wij volgens de visie van Maria Montessori, waarbij niets op zichzelf plaatsvindt, maar alles deel uitmaakt van een geheel. Bij kosmisch onderwijs maken we de kosmische ordeningen zichtbaar en plaatsen die in een steeds groter wordende omgeving. Het geeft kinderen zicht op de ontwikkeling van het leven op de aarde en op verschijnselen. Kosmische opvoeding ontwikkelt bij de kinderen een gevoel voor de samenhang tussen alle elementen van de wereld om hen heen. Ervaringen op het gebied van tijd, plaats en natuur brengen het kind op een steeds hoger niveau. Zo ontstaat er steeds meer begrip voor het belang van de bijdrage van de mensen aan de ontwikkeling van de aarde. De kinderen leren hun omgeving te waarderen, respecteren en hoe daar zorgvuldig mee om te gaan. De opgedane kennis maakt kinderen ook moreel verantwoordelijk om deze kennis in te zetten voor de wereld om hen heen.

Desirée Blom
Directeur
Back To Top